Nederland in 2030: groei agrarische sector en dienstensector
21 juli 2014 -
Volgens een Ecorys-studie groeit de Nederlandse economie tot 2030 naar schatting gemiddeld met 1,6 procent per jaar. De dienstensector wordt nog belangrijker en zal in 2030 78 procent van de totale Nederlandse economie uitmaken.
Terwijl het belang van de landbouw en voedselproductie toeneemt van acht naar elf procent, zal het aandeel van de maakindustrie dalen van veertien naar elf procent. Dit zijn enkele van de belangrijkste bevindingen uit het rapport 'The Netherlands in 2030. How changes in the international context will affect the Dutch economy - a scenario study' over de ontwikkelingen in de Nederlandse economie tot 2030, dat Ecorys in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft uitgevoerd.
Internationaal verdienvermogen
Om in 2030 sterk te staan, moeten we nu anticiperen op voorzienbare ontwikkelingen in de wereldeconomie. Dat zei de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw Ploumen, donderdag 17 juli bij het in ontvangst nemen van de studie. Minister Ploumen: "Deze studie geeft scherper inzicht in de sectoren die het verschil gaan maken in ons toekomstig internationaal verdienvermogen. Belangrijk is dat we nader kijken waar Nederlandse bedrijven uit deze sectoren echt waarde toevoegen in internationale productieketens. Dat geeft meer inzicht in ons economische DNA dan platte exportcijfers."
Export
Uit onderzoek van De Nederlandsche Bank bleek vorige week dat de dienstensector in Nederland bijna de helft van de toegevoegde waarde in de export levert. Voor de industrie is dat slechts een derde. De Ecorys-studie laat zien dat het belang van de EU als afzetmarkt voor het Nederlandse bedrijfsleven flink afneemt: van 70 procent nu tot 56 procent in 2030. Opkomende markten worden steeds belangrijker. "Met die constatering kan het Nederlandse bedrijfsleven aan de slag. De overheid helpt daarbij, bijvoorbeeld door extra handelsmissies te organiseren en de persoonlijke banden met opkomende economieën aan te halen," aldus Ploumen.
Opkomende markten
De belangrijkste oorzaak van deze ontwikkelingen is de economische groei in opkomende markten, waaronder de BRIC's (Brazilië, China, India en Rusland). Deze groei zorgt voor meer vraag naar voedsel en hiervan kan de Nederlandse agrarische en voedselverwerkende industrie profiteren door meer van deze producten te exporteren. De maakindustrie krijgt daarentegen te maken met toenemende concurrentie uit deze landen. Door deze ontwikkelingen worden de opkomende markten belangrijker voor de export door Nederland.
Zakelijke dienstverlening
Binnen de dienstensector zijn het vooral de zakelijke dienstverlening en de bouw die een groei laten zien, evenals de watertransportsector. In de agrarische en voedselsector vindt de productiestijging met name plaats bij de zuivelproductie en de groente- en fruitteelt. De grootste dalers binnen de maakindustrie zijn de machinebouw, de chemische sector en de metaalindustrie.
OESO
Een OESO-studie naar de wereldeconomie in 2060 is als uitgangspunt genomen voor dit onderzoek. Terwijl de OESO-studie alleen kijkt naar macro-economische ontwikkelingen, brengt het Ecorys-onderzoek ook de sectorale verschuivingen in beeld. Naast een basisscenario heeft Ecorys zeven alternatieve scenario's voor de ontwikkeling van de wereldeconomie onderzocht. Zo is bijvoorbeeld gekeken naar wat het betekent als Europa voldoet aan zijn CO2-doelstellingen voor 2030. Ook is onderzocht wat er gebeurt als diverse handelsverdragen waarover nu wordt onderhandeld (zoals het 'Transatlantic Trade and Investment Partnership' (TTIP) tussen de EU en VS) worden ondertekend, en wat de gevolgen zijn van een lagere dan verwachte groei in opkomende markten. Hoewel de resultaten op macro-economisch niveau relatief kleine verschillen laten zien (de gemiddelde jaarlijkse economische groei varieert bijvoorbeeld tussen de 1,3 en 1,7 procent), is er op sectoraal niveau meer variatie.